Als ik denk aan de handen en armen van Jezus dan is het eerste wat in mij opkomt de wijd open armen van Jezus. In zijn open en inclusieve manier van omgaan met mensen haalt Jezus mensen uit de marge en plaatst ze in het midden. Tegelijk is het ook Jezus die met wijd open armen met zijn handen vastgenageld wordt aan een kruis. Zit hier een overeenkomst in? Open armen, ontvangend, gewonde handen, helend.
De handen van Jezus
Eerst maar eens kijken naar de handen van Jezus. Jezus merkt een blinde man op. Er komen natuurlijk de benodigde vragen over die man: is het niet zijn eigen schuld? Of die van zijn ouders? Jezus zegt:
‘Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht voor de wereld.’ Na deze woorden spuwde Hij op de grond. Met het speeksel maakte Hij wat modder, Hij streek die op de ogen van de blinde en zei tegen hem: ‘Ga u wassen in het badhuis van Siloam.’ (Siloam is in onze taal ‘gezondene’.) De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien. Lucas 9 vers 1 -7.
Stel je maar eens voor dat je er bij bent, dat je dit ziet. Jezus die op de grond spuugt, met zijn handen modder maakt en met deze modder liefdevol de ogen van deze man aanraakt. Is het verbijstering of verwondering wat je ervaart? Of? En dan blijkt de man te kunnen zien. Licht in zijn ogen! De man wordt in het midden gezet, uit de marge gehaald.
Hoe ga ik om met mensen die niet gezien worden? Zie ik hen? Wil ik mensen die niet gezien worden aanraken, uitnodigen, ruimte geven? En hoe doe ik dat dan?
De armen van God
Miroslav Volf schrijft in Exclusion and Embrace over de uitgestrekte armen van God. Hij trekt dit door naar ons als voorbeeld voor onze manier van leven met elkaar. Volf zegt ‘de uitgestrekte armen van God, zijn ook onze armen die zich uitstrekken naar mensen die anders zijn dan wij’.
Omarmen doen we met ons lichaam, jouw armen omsluiten de ander, de armen van de ander omsluiten jou. En tegelijk is het ook een metafoor. Het gaat om de relatie, de verbinding tussen mij en de ander. En die relatie kan elke relatie zijn. Mensen onderling, groepen, volken. Omarming, omhelzing heeft vier stappen zegt Volf:
Open je armen
Je reikt uit naar de ander, verlangt naar ontmoeting met haar, met hem. Je verlangt er naar dat de ander deel uit maakt van wie jij bent zoals jij ook deel wil zijn van haar. Er is pijn van afwezigheid en vreugde om de verwachtte ontmoeting. Voordat je je armen opent is de ander er al deel van. Je ervaart een gat in jezelf dat je naar de ander doet verlangen. Open armen zijn een teken dat je ruimte creëert voor de ander. Je strekt je armen uit, je richt je op de ander en ervaart daarmee ook openheid en ruimte in jezelf.
Je wacht met je armen open
Jouw open armen zijn een uitnodiging, je wacht tot de ander komt. Het is een uitgesteld verlangen, wachten tot de ander de grens oversteekt. Je kan niet anders dan wachten en de integriteit van de ander respecteren. Hoe graag je ook anders wil. De ander kan niet in een omhelzing gemanipuleerd worden. Het is wachten op wederkerigheid.
Dit raakt aan het beeld van Jezus hangend aan het kruis met zijn handen vastgenageld. Dit is een ultiem beeld van wachten, wachten tot de ander komt, wachten tot in de dood.
Je armen sluiten in omhelzing
Jij omhelst de ander, de ander omhelst jou. In een omhelzing is de gastvrouw gast en de gast gastheer. Je geeft en ontvangt en komt in de ruimte van de ander, zoals de ander in jouw ruimte komt. Je ervaart de aanwezigheid van de ander en jouw aanwezigheid wordt door de ander ervaren. Vrij en wederkerig geven en ontvangen: een zachte aanraking. In een omhelzing wordt jouw identiteit zowel bewaard als getransformeerd en vice versa. De ander is de ander. Zonder de mogelijkheid de ander niet te begrijpen is omarming niet mogelijk, er blijft dus een mysterie.
Je opent je armen op opnieuw
Omhelzing maakt twee lichamen niet één door het veranderen van grenzen tussen twee lichamen, twee mensen, twee groepen. Lichamen worden bij elkaar gehouden door de armen die om elkaars lichamen geslagen zijn. Nu mag je je armen openen en de ander laten gaan, omdat de ander in haar eigenheid mag blijven. Het zelf neemt zichzelf terug in zichzelf, in haar eigen zijn en identiteit, verrijkt met de sporen die de omhelzing van de ander achter laten. De open armen laten de ander gaan en zijn tegelijk een nieuw teken van verlangen naar hernieuwde aanwezigheid van de ander, een uitnodiging aan de ander om terug te komen.
Arnulf van Leuven spreekt zo over de armen en handen van Jezus in Rhytmica oratio:
Je toont je breed,
klaar om zowel goed als kwaad te ontvangen;
trekt de onverlaten aan, roept de vromen,
houdt ze in je omhelzing,
vrij, open voor iedereen.
Zie, ik laat mezelf zien aan jou
zoals je bent: gewond en bloedend.
Je hebt altijd medelijden met de zieken.
Beschouw me niet als een dode massa, jij,
de beschermer van hen die liefhebben.
Zo uitgerekt aan het kruis,
trek mijn zintuigen naar je toe:
laat mijn vermogen, mijn kennis, mijn wil
de zaak van jouw kruis dienen:
Neem me op in je uitgestrekte armen.
Josh Garrels zingt over die zoektocht, dat diepe verlangen naar omarming, omarming van iemand die een vreemde lijkt. Luister maar eens wat je in zijn lied herkent van het verhaal hier boven.
Everyone I've loved seems like a stranger in the night
But Oh, my heart still burns, tells me to return, and search the fading light
I'm sailing home to you, I won't be long
By the light of moon, I will press on
So tie me to the mast of this old ship and point me home
Before I lose the one I love, before my chance is gone
I wanna hold her in my arms
Dank aan huisgenoot Timo voor het kiezen van deze song van Josh Garrels